Deze week is het de Week Tegen Pesten, een initiatief van Stichting School & Veiligheid. Scholen in Nederland besteden deze week extra aandacht aan dit onderwerp. Het doel is om zo het nieuwe schooljaar te starten met aandacht voor sociale veiligheid. Er wordt gestreefd naar een veilige en positieve sfeer op school. Bij pesten zijn drie partijen betrokken: het slachtoffer, de pester en vaak de grootste groep, de omstanders. Pesten kent enkel verliezers. Zo heeft pesten allereerst negatieve gevolgen voor de slachtoffers, waaronder angst en gebrek aan zelfvertrouwen. Ook zijn er negatieve gevolgen voor de pester, die op lange termijn sociale problemen kan krijgen. Tenslotte tast pesten het gevoel van veiligheid aan bij alle betrokkenen, dus ook de omstanders. Pesten stopt niet vanzelf en omstanders spelen een grote rol. In deze blog wordt stilgestaan bij de rol van de omstanders en worden handvatten genoemd om met pestgedrag om te gaan. Eerst wordt de definitie van pesten uitgelegd, vervolgens wordt stilgestaan bij de rol van omstanders en ten slotte worden handvatten beschreven om de groep omstanders te begeleiden in de aanpak van pestgedrag.
Een vraag die in de praktijk van alledag vaak voorbij komt, is of iets pesten of plagen is. Het is belangrijk om het onderscheid tussen deze twee te zien. Plagen is grappig en speels. Het gebeurt meestal onbezonnen en spontaan. Om plagen kun je meestal lachen. Het duurt kort en het is wederkerig: soms plaagt de één, soms plaagt de ander. Het kind dat geplaagd wordt, kan zich goed verdedigen. Pesten daarentegen is gericht op de persoon, aanvallend en bedoeld om te kwetsen. Het gebeurt met opzet en meestal herhaaldelijk. Meestal is er geen goede relatie tussen de pester en het slachtoffer. Het kind dat gepest wordt, kan zich niet goed verdedigen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek toont de cijfers van pesten aan. In 2021 zegt 8 procent van de leerlingen in groep 8 van de basisschool vaak gepest te zijn (minstens twee keer per maand). Voor scholieren in het voortgezet onderwijs gaat het om 5,3 procent.
Bij pesten is er sprake van een groepsproces. In het proces van pesten hebben de drie betrokken partijen (het slachtoffer, de pester en de omstanders) invloed op elkaar. De grootste groep binnen het groepsproces is vaak de groep van omstanders. Zij zien het pesten gebeuren in de klas, vangen er wat signalen van op tijdens de pauze, maar doen zelf niet actief mee met het pesten. Een omstander kan zich machteloos voelen. Omstanders weten vaak niet hoe zij moeten reageren als een klasgenoot wordt buitengesloten met een spelletje en zijn onzeker over wat zij kunnen doen. Het pestgedrag kan subtiel zijn en daardoor moeilijker hard te maken. Dit geeft een gevoel van ongemak. Tegelijkertijd hebben juist de omstanders een belangrijke rol bij het oplossen van pesten. Pesten kan stoppen als omstanders het afkeuren en de gepeste helpen. Zij kunnen degene die gepest wordt steunen en helpen, de pester aanspreken en belangrijke anderen, zoals leerkrachten, laten weten dat er gepest wordt en om hulp vragen.
Pesten kan de sfeer in de groep verpesten. Daar heeft iedereen last van. Kinderen kunnen thuiskomen met het verhaal dat er gepest wordt op school. Als ouder of ander betrokkene is het belangrijk om de kinderen op een juiste manier te begeleiden om hun invloed als omstander in te zetten in de aanpak tegen pestgedrag. Hier zijn verschillende handvatten voor. Allereerst is het belangrijk om het kind in de rol van omstander te onschuldigen. Bij de omstanders speelt namelijk vaak angst (om zelf slachtoffer te worden) of schuldgevoel (als gevolg van een machteloos gevoel). Toon empathie en begrip en help het kind het schuldgevoel weg te nemen. Begeleid het kind vervolgens in de stappen die hij of zij kan ondernemen. Zo kan het kind het slachtoffer steun bieden. Dit kan bijvoorbeeld door een berichtje te sturen of door naast iemand te gaan zitten. Wanneer een kind zich daartoe in staat voelt, is het goed om de pester op zijn of haar gedrag aan te spreken. Oefen met het kind hoe hij of zij dit kan doen met het gebruik van ‘ik’-boodschappen (bijvoorbeeld “Ik vind het niet leuk wat je doet” in plaats van “Jij pest”). Ook kan het kind het pestgedrag non-verbaal afkeuren, dus door niet mee te lachen om onaardige grapjes. Stimuleer daarnaast het kind (in de rol van omstander) om het slachtoffer te betrekken bij activiteiten, bijvoorbeeld in de pauze op het schoolplein. Op deze manier kan het kind ervoor zorgen dat het slachtoffer zich welkom voelt in de groep. Het is altijd goed om het kind hulp in te laten schakelen, bijvoorbeeld door een docent, leerkracht of door een andere volwassene te vertellen over het pesten. Ten slotte blijft het belangrijk om de omstanders emotioneel te blijven ondersteunen, bijvoorbeeld door te vragen naar ervaringen en gevoelens.
Samenvattend benadrukt de Week Tegen Pesten het belang van sociale veiligheid op scholen en het aanpakken van pestgedrag. Pesten heeft negatieve gevolgen voor alle betrokkenen: slachtoffers, pesters en omstanders. Omstanders spelen een cruciale rol in het stoppen van pesten door empathie te tonen, pesters aan te spreken en slachtoffers te betrekken bij activiteiten. Het is belangrijk om kinderen te begeleiden en te ondersteunen in hun rol als omstander, hen te trainen in effectieve reacties en hen aan te moedigen om hulp in te schakelen wanneer nodig. Met behulp van de handvatten kunnen omstanders gestimuleerd worden een actieve rol te spelen in het tegengaan van pesten en bij te dragen aan een veiliger en positiever schoolklimaat. Elk klein gebaar van steun kan een groot verschil maken voor het slachtoffer en helpt om een cultuur van veiligheid te creëren.
Ervaart u of iemand die u kent problemen met pestgedrag en heeft u behoefte aan hulp en ondersteuning? Dan kunt u altijd contact opnemen met Deviaa voor een intakegesprek. Graag helpen wij u verder.