ACT

Acceptance & Commitment Therapy (ACT) is een therapie die rond 1980 is ontstaan. Het is gebaseerd op de Relational frame theory (hoe wij als mensen leren), de functie van gedrag binnen de omgeving en onze eigen levensgeschiedenis. ACT gaat er vanuit dat ieder mens in het leven verschillende gebeurtenissen meemaakt. Gebeurtenissen die fijne gevoelens opleveren, maar ook gebeurtenissen die gedoe opleveren. ACT heeft als doel om psychologische flexibiliteit te vergroten. Het is hierbij van belang om te leren meebewegen met alle gebeurtenissen in je leven, zowel de makkelijke als de moeilijke gebeurtenissen.

Voor wie:

Voor alle kinderen en jongeren (8 – 18 jaar) die gedoe ervaren in hun leven. Dit kan zijn: verlies van een naaste familielid, een verhuizing, een ziekte, scheiding van ouders, moeite met school, angst, etc. ACT leert kinderen en jongeren om te handelen naar wat zij echt belangrijk vinden. Ook leert het hen om te gaan met het gedoe wat daarbij komt kijken.

• Defusie en acceptatie: je leert afstand creëren tussen je gedachten en gevoelens. Je leert zien wat deze echt zijn en je leert je open te stellen voor verschillende gedachten en gevoelens.
• Waarden en toegewijde actie: Je leert welke acties jouw leven verbeteren en leert hoe je deze acties kunt initiëren en vasthouden.
• Zelf-als-context en contact met het huidige moment: je leert aandacht te hebben voor het hier-en-nu en daaraan bewust deel te nemen.

In de behandeling van kinderen en jongeren werkt Deviaa volgens het ACT4kids-model. Er wordt gewerkt aan de hand van verschillende symboolfiguren die opgesteld zijn op basis van de kernprocessen van ACT. Deze symboolfiguren hebben als doel om verschillende vaardigheden te vergroten, aan te leren of te behouden. De vorm van behandeling kan heel verschillend zijn per sessie. Hierbij wordt aangesloten bij wat het kind of de jongere nodig heeft. Gedacht kan worden aan de volgende vormen: tekenen, praten, schilderen, spelen, naar buiten etc. 

• Het 'eiland' geeft het kind/de jongere overzicht in alles wat het heeft meegemaakt, wat het moeilijk vindt, welke overtuigingen het heeft en wat het zou willen veranderen.
• De 'boom' leert het kind/de jongere om de omgeving feitelijk te ervaren en hier geen oordeel over te hebben. Ook leert het kind om de aandacht bewust te richten op dat wat feitelijk gebeurt.
• Het 'hart' leert het kind/de jongere wie en wat belangrijk is in zijn leven.
• De 'uil' leert het kind/de jongere wat het ooit geleerd heeft en wat het voelt, denkt en vindt.
• Het 'zelf' leert het kind/de jongere alle informatie vauit de andere symboolfiguren te integreren en door middel van een helikopterperspectief te beoordelen of het bezig is met dat wat het belangrijk vindt.
• De 'olifant' leert het kind/de jongere verdragen dat dingen vervelend kunnen zijn en leert oordelen of gedachten die niets met de situatie te maken hebben weg te blazen met zijn slurf.
• De 'kat' leert het kind/de jongere om doelgericht actie te ondernemen en op het doel te blijven focussen.